De Stier - Lucas
De Gevleugelde Mens - Mattheus
De Adelaar - Joannes
De Leeuw - Marcus
In het boek Ezechiël 1: 5-10 en in het boek der Openbaringen 4: 6-8 wordt over vier wezens rond Gods troon gesproken. In de Openbaringen worden deze vier expliciet aangeduid als een leeuw, een stier, een mens en een adelaar. De eerste grote theoloog die de vier dieren rond Gods troon in verband bracht met de evangelisten, was Ireneus, geboren in Klein-Azië (+ 202).
In het Westen wordt de uitleg van Ireneus niet helemaal gevolgd. Victorinus van Pettau, bisschop van Stiermarken (overleden in 304), en in navolging van hem de Latijnse kerkvader Hieronymus (347-420), combineren de wezens anders: in vergelijking met Ireneus werden Marcus en Joannes onderling verwisseld, zoals op bovenstaande pastels.
De stier of het rund symboliseert het priesterlijk ambt en komt Lucas toe, omdat zijn evangelie begint met de priester Zacharias.
De mens is karakteristiek voor Mattheus, want hij begint met de menselijke afstamming van Jezus.
De adelaar is de evangelist Johannes, die aan het begin van zijn evangelie de verheven hoogten van de stamboom van het Woord bereikte.
De leeuw is de evangelist Marcus, want in het begin van het Marcus-evangelie klinkt een stem, roepend vanuit de woestijn: ‘Bereidt de wegen van de Heer’.